
Honing voor de ziel
In de meest extreme omstandigheden komt vaak de ware aard naar boven. Althans, dat zeggen ze. Wie zijn "ze", vraag ik me weleens af. Vaak zijn dit de mensen die, zoals Poeh zegt "wijs en serieus kijken". Aan de zijlijn is het makkelijk mee voetballen.
De laatste weken zingt de volgende zin door in mijn hoofd. "Hoe meer ik weet, hoe minder ik eigenlijk weet". Filosofisch is het. Maar het klopt ook. Hoe meer ik me richt op de sterren aan de hemel, hoe meer ik me afvraag wat er nog meer is. Wie ben ik? Wat is bestaansrecht of erger nog, bestaat er zoiets als het recht om te bestaan? Kan ik wel zeggen dat ik het verdien om hier te zijn? Wat maakt dat ik denk noodzakelijk te zijn in deze wereld? Dat ik ergens mag lopen, verblijven, liefhebben, uitrusten, vechten, hopen?
Er is niemand anders dan IK die dit recht heeft opgeëist. Ik kan niet naar de rechter als mijn bestaan genegeerd wordt. Er is niemand die zich verantwoordelijk voelt voor mijn Staat van Zijn. Behalve ik. Zelfs mijn ouders zijn niet aansprakelijk te stellen. Ze waren eerder ontoerekeningsvatbaar en er was geen enkele garantie dat hun geleverde product aan de eisen zou voldoen.
Ik leef in de gratie van mijn ego. Ego moet gevoed worden, maar hekelt al snel het opvoeden. Opvoeden is grenzen stellen, afspraken maken en rekening houden met een ander. Als ouder is het niet je taak om geliefd te zijn, maar om te zorgen dat je kinderen geluk kennen. En als je volwassen wordt komt de fase van af-voeden. Als het goed is groeit je ego om daarna nederiger te worden. En te beseffen dat je niks weet, omdat je steeds meer weet.
Ik merk dat ik te vaak gevoed wil worden, net als jij. Ik wil steeds meer op en helemaal niet meer af. Ik hou vast aan aannames en meningen die ik tijdens het "op" heb geleerd, maar heb meer moeite met afbouwen. Het is ook veel leuker om de top van de berg als doel te hebben dan het nietige stipje die je ergens ziet opdoemen tijdens de afdaling. We willen altijd hogerop.
We willen gevoed worden, maar weinig voeden. Want het was ons recht om te nemen, niet ons recht om te geven. Het is bestaansrecht, niet verwijder-recht. Dat laatste betreft vooral de ander. Want ik heb recht om te bestaan, jij moet weg.
Alle wezen, cellen en energie is met elkaar verbonden, zeggen "ze". Ik besta omdat jij bestaat. Toch kan ik me soms niet onttrekken aan de gedachte dat ik ergens anders sta. En zo is de cirkel weer rond.
Ik heb steeds meer behoefte aan de afkalving en de afdaling, steeds meer zin in het "niet weten". Aldoor de behoefte aan de afkoppeling en een soort zweven boven, langs of door de mens. Voeden in plaats van voeding. Tot ik langzaam maar zeker verdwijn in het grote geheel. Geen weerstand meer, geen angst, geen verdriet of teleurstelling, maar ook geen hoop meer. Geen vertrouwen, geen verwachting. De vlakke lijn en het midden. De nullijn, een streep onder mijn verleden, maar ook onder mijn toekomst.
Maar vooral hoop ik dat mijn zelf stopt met voeding zoeken.
Het schijnt rust te geven. Zeggen ze.
FdV januari 2021
Maak jouw eigen website met JouwWeb